6 minuten

Euregio: etiquette in de zakenwereld

‘Je’ en ‘jij’ of ‘u’? Wel of geen spijkerbroek? Hoe leer je elkaar vertrouwen? Er zijn interessante verschillen en overeenkomsten tussen de Duitse en Nederlandse manier van zakendoen. Beide werelden kunnen elkaar vooral ook versterken, vinden de ervaringsdeskundigen. Nederlandse flexibiliteit en pragmatisme gekoppeld aan Duitse nauwkeurigheid lijkt een gouden combi. Een aantal ervaringsdeskundigen aan beide zijden van de grens aan het woord.

Verschenen in de eerste editie van INN*terregio, een gezamenlijk mediaplatform van INN’Twente en RFS MediaGroup (Duitse grensregio). Lees hier het gehele magazine.

Johannes Reef woont in Steinfurt en staat al 22 jaar aan het roer van het Duitse bedrijf DNL-contact. Hij begeleidt zowel Nederlandse als Duitse organisaties in het grensgebied bij subsidieaanvragen. Reef heeft veel ervaring met het Europese subsidiepotje ‘Interreg’, gericht op ruimtelijke en regionale ontwikkeling en innovatie. Hij was in de jaren ’80 zijn tijd ver vooruit en was destijds één van de eerste Duitse studenten aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij blikt – in vloeiend Nederlands – terug op zijn verwonderingen uit die periode.

Paradijs
‘Tegenwoordig zijn Duitse studenten niet meer weg te denken van Nederlandse universiteiten en hogescholen, zeker niet op de Universiteit Twente en Saxion, maar ook in grensstad Nijmegen’, vertelt Reef.  ‘In mijn tijd was dat anders. Er waren daar een paar Duitse tandheelkundestudenten, maar dat was het dan ook. Ik volgde als student eerst vakken op de universiteit in Münster. Toen, en nu nog tot op zekere hoogte, een hele traditionele en conservatieve universiteit. In Nijmegen dacht ik: ik ben in het paradijs van de democratie beland. Ik mocht bij de professoren overal zomaar binnenlopen en hen met ‘je’ aanspreken. Ik wist niet wat ik meemaakte. In Münster moest ik bij professoren en docenten echt op ‘spreekuur’. De afstand tussen de studenten en hen was enorm in die tijd. Inmiddels is het iets kleiner, maar nog altijd veel groter dan in Nederland.’
Reef trok wel gelijk een wijze les uit de omgangsvormen. ‘Dat ging over de verwachtingen die al die openheid en laagdrempeligheid bij mij opwekten. Mijn altijd vrolijke en vriendelijke professor Jan, waar ik een goede klik mee had, liet me keihard zakken voor mijn tentamen. Dat had ik onbewust niet verwacht.’
Reef maakt de sprong naar het nu en naar de omgangsvormen in de zakelijke wereld. ‘Veel Duitsers vinden het informele van hun Nederlandse partners leuk, maar ze trekken daaruit soms verkeerde conclusies. Ik heb wel eens meegemaakt dat ik met een Duitse klant op weg naar huis was na een afspraak in Nederland. Diegene was helemaal enthousiast over dat hij met ‘jij’ werd aangesproken. Ik heb gelijk gezegd: temper je verwachtingen, dat hoeft nog niks te betekenen.’

Wie is de manager?
Reef heeft nog een opvallende observatie over het zakendoen in Nederland. ‘Nederlandse werknemers worden gevraagd overal over mee te praten. Iets typisch Nederlands aan het einde van een vergadering is de rondvraag, of het iconische ‘wat verder ter tafel komt’. Daar moest ik in het begin wel eens om lachen. Iedereen krijg dan expliciet de kans nog wat te zeggen. Sterker nog, eigenlijk wordt er zo’n beetje van je verwacht dat je iets zegt. Wat dan ook. Ook van de stagiair. In Duitsland loopt de vergadering op een hele andere manier af. Daar sluit de baas af. Die baas in Duitsland kan een beslissing ook heel duidelijk top-down nemen. Een Nederlandse baas kan dat niet zomaar doen, die moet de medewerkers zoveel mogelijk meenemen en het gevoel geven dat ze hebben meebepaald.’
Reef heeft die rondvraag in Duitsland ‘geïmporteerd’. ‘Ik zet nu regelmatig het punt ‘Rundfrage’ op de agenda. Overigens, als ik in een Duitse vergadering een groep aan tafel zie zitten, weet ik na één minuut wie de baas is. In Nederland is dat niet zo. Daar kan ik na een half uur denken: wie zou nou eigenlijk de manager zijn hier?’

Johannes Reef

Duurzaamheid
Op de vraag waarin Duitsland vooroploopt op Nederland, blijft het eerst even stil. Dan heel duidelijk: ‘duurzaamheid.’ Reef heeft het idee dat Duitse bedrijven, in alle sectoren, veel meer bezig zijn om CO2-neutraal te opereren. ‘De support vanuit de overheid is daarin cruciaal. Duitsers steken enorm veel tijd en geld in duurzame energieopwekking. Bij mij op kantoor is een Nederlandse medewerker, die altijd klaagt over die grote hoeveelheid ‘lelijke’ windmolens hier in de buurt. Ik zeg dan altijd: ik heb liever zo’n windmolen dan een kerncentrale. Die laatste breek je bijna nooit meer af. Natuurlijk zijn er ook genoeg thema’s waarop Nederland weer verder is. Kinderopvang bijvoorbeeld, of het deeltijd werken in managementposities. In Duitsland wordt nog te vaak verwacht dat een directeur bij wijze van spreken zijn gehele leven committeert aan het bedrijf.’

1+1=3
Reef vindt geen van beide zakenwerelden beter of slechter dan de ander. ‘Die verschillen maken het juist leuk en interessant. Nederlanders zijn heel flexibel en bereikbaar. Duitsers streven over het algemeen naar het perfecte, zijn nauwkeurig en werken op basis van vertrouwen. Hoe mooi zou het zijn als we die unieke elementen nog meer met elkaar kunnen combineren? 1 + 1 is hier zeker drie wat mij betreft!’

Jeans
Laura Reimerink is relatiebeheerder voor MKB Twente en stond eerder twintig jaar lang aan het roer van een betonrenovatiebedrijf in Duitsland. Ze weet als geen ander hoe het is om zaken te doen in Duitsland. ‘De verschillen tussen beide werelden moet je willen begrijpen, je moet je ervoor open stellen’, vertelt ze. ‘Ik weet nog heel goed dat ik bij één van mijn allereerste Duitse klanten kwam. Dat was in Osnabrück. Ik maakte een offerte voor een balkonrenovatie. Tijdens de eerste afspraak kreeg ik helemaal geen koffie. Hoe kan dat nou, doe ik iets verkeerd? Dat vroeg ik mezelf af. Ik vond het maar ongemakkelijk. De tweede keer ging het al beter, ik kreeg koffie. Maar de derde keer dat ik er over de vloer kwam, boden ze me zo ongeveer een compleet kaffeegedeck aan. Ze hadden inmiddels gezien dat ik verstand van zaken had en afspraken nakom. Dat vertrouwen is voor Duitse klanten enorm belangrijk, anders kan je het wel vergeten.’

Ook Oldenzaler Paul Ikink heeft inmiddels een schat aan ervaring als het gaat om zakendoen bij en met onze oosterburen. Hij is met zijn incassobureau IkinkBekman actief over de grens en zit in het bestuur van de Gesundheitsregion EUREGIO DE. Hij merkt een verschil op rondom kledingstijl. ‘Ik kom nu net van een afspraak bij een grote organisatie in Kleef. Dan kan ik wel eigenwijs zijn en jeans en sneakers aantrekken, maar dan kom je in Duitsland niet veel verder dan de baliemedewerker. Ik ging dus in pak, zoals het hoort. Een Duitser luistert over het algemeen ook veel beter naar je dan een Nederlander. Ook is het zo dat Duitsers in contracten alles veel grondiger willen formuleren dan wij.’